vrijdag 27 mei 2016

Ik ben uit eten met mezelf


Met verende tred wandel ik door het park. Om me heen lijkt het alsof alles en iedereen tot leven gekomen is. Kinderen spelen en lachen, vogels kwetteren en honden rennen. De stad is mooi. Ik loop langs het water, onder de groene bladeren door en het valt me op dat het voorjaar begonnen is en dat ik in een zweterig nepleren jasje rond aan het zwalpen ben.

Op de fiets komen verschillende knappe mannen langs. Het is zo'n dag. Toen ik nog vrijgezel was was dit het teken dat de biologie aan me gaf om te zeggen dat het jachtseizoen geopend was. Net als wanneer het gaat onweren- je voelt het in de lucht hangen en ruikt het bijna.

Twintig minuten later loop ik langs het hoekje met hippe jonge werkende mensen. Een afgetakeld caféetje met een terras waar aan alle kanten mannen in bloesjes uitstulpen. Ik constateer verrast dat dit blijkbaar één van de nieuwere places to be is. In het voorbijgaan word ik me bewust van onderzoekende ogen. En meteen daarna van mijn bril. Het wordt nu echt tijd om nieuwe lenzen te bestellen, houd ik mezelf voor de zoveelste keer voor.

Ik nader het restaurant. Ook daar een massa jonge mensen en overweldigende gezelligheid. Even overweeg ik om achterlangs meteen het park weer in te gaan en thuis pizza te bestellen. Maar dan zie ik een tafel in de zon aan de zijkant. Als ik daar ga zitten, zucht ik en kijk ik naar de voorbijgaande mensen. Om me heen hoor ik het geklater van de gesprekken aan me voorbijgaan.

Ik schrik uit mijn gedachtenwereld op als er een mid-twintiger naast mijn tafel gaat staan. "Kan ik alvast wat te drinken aanbieden?"
"Oh", zeg ik wat afwezig. "Ja, graag. En ook eten, alsjeblieft."
"Oh", zegt hij. "Ik dacht dat u nog iemand verwachtte."
Ik zoek naar woorden. "Nou eh- nee. Ik ben uit eten met mezelf."
Hij lacht, knikt en blijft even staan. De zon schijnt door zijn blonde krullen. "Dat zouden meer mensen moeten doen."
Hij loopt weg en ik leun tegen mijn stoelleuning.

Stadsjungle



Vanmorgen stond ik voor dag en dauw op, zakte ik af van de zevende naar onder de grond, liep daar beneden door stille gangen op weg naar het juiste kamertje en haalde daar mijn trotse Gazelle tevoorschijn. Maanden geleden nog wat ruw in de omgang, maar inmiddels zijn we helemaal één geworden omdat we al zoveel kilometers samen hebben afgelegd.
Met een missie besteeg ik het dier en ondernam ik mijn levensgevaarlijke tocht door de chaos van de wildernis. Tussen de bomen door, over de paden op en neer over water. Overal vandaan konden ze komen. Te voet, of ook op een Gazelle, schichtig zoals ik. Kilometers van oplettendheid later, mijn armen gespannen van de tocht, kwam deze tot een einde. Ver buiten de stad, in een afgelegen omgeving.
Ik stopte mijn Gazelle in een kooi en waande me een weg door de doolhoven van het grote gebouw, naar mijn post voor de dag. Eén voor één kwamen ze op me af. Vragende zielen, verloren zielen. 
Er was een moment, halverwege, waarop ik naar buiten ging om te genieten in de zon, samen met gelijkgestemden. De zon was warm en brandde. We laadden daar op met zijn allen en hernamen een uur later onze posten weer.
Na afloop was mijn Gazelle onrustig geworden en klaar om te gaan. Moe van de tocht terug door de wildernis arriveerde ik thuis om daar tot rust te komen alvorens de jacht geopend werd.
Op het jachtterrein werd een vis gevangen, zomaar uit de vriezer. Ook vond ik er yams bij, kleintjes maar compact van vorm. Deze heb ik op hoog vuur gebraaien en zojuist verorberd. 
Het alfamannetje is inmiddels ook thuisgekomen. Hij heeft zijn eigen strijd geleverd. Vanavond als de zon zakt, zullen we tegen elkaar aan kruipen en wachten tot de zon terug is. 

De Jonglerende Vrouw


Volgens Wikipedia gaat het bij jongleren "om het in de lucht gooien, in de lucht houden en opvangen van voorwerpen (bijvoorbeeld ballen, kegels of borden)."

OF... denk ik er dan meteen achteraan... een leven leiden in een stad met werk, gezellige dingen, een vriend en kinderen. Zo voelt het wel. Heb je net lekker de thuissituatie op de rails en is je baby groot genoeg om zichzelf te vermaken zodat je af en toe ook eens achterover kunt leunen (om bijvoorbeeld je haar weer eens leuk te doen of een mooie outfit bij elkaar te zoeken), dan willen ze dat je een tandje bij schakelt op je werk. Gaat het op je werk lekker, dan besef je je dat je opeens al een paar vrijdagen achter elkaar thuis op de bank gehangen hebt, om bij te komen van de week.

Jongedames, hoe houden we ons staande? Wachten we tot de baas eindelijk op de proppen is gekomen met een vast contract? Of gaan we ervoor en raken we zwanger voordat we alles op de rit hebben? Als onze omgeving alles van ons vraagt (leuk huis, fijne tuin, bruisende stad, levendig sociaal leven, goede baan, leuke man, gezellige kinderen), dan moeten we zelf de lijn trekken. Voor onszelf opkomen en de realiteit onder ogen zien. We kunnen niet alles. Soms betekent het dat als je ergens een schep bovenop gooit, er ergens anders een tandje teruggeschakeld moet worden.
Dat klinkt niet leuk genoeg voor een statusupdate, dus we zeggen dat minder vaak tegen elkaar. Maar eigenlijk is het wel zo.

Als ik vraag aan jonge vrouwen om me heen of ze gelukkig zijn, komt bijna altijd hetzelfde naar voren: we jongleren allemaal. Wel een drukke en uitdagende baan, een leuk huis en fantastische vriendinnen, maar nog geen vent en bijna dertig, bijvoorbeeld. Of wel twee jonge kindertjes, maar helaas die kans op het werk moeten laten lopen. Of een hele leuke man en fijne baan, maar zwanger worden laat nog op zich wachten. Een gezinnetje middenin de stad maar het zou zo lekker zijn als we een tuin hadden.
Meiden... we doen het allemaal goed. Ook als het hele plaatje nog niet 100% is waar je het zou willen zien. We kampen allemaal met hetzelfde, en dat is niet iets om voor onszelf te houden. Als we elkaar daar wat meer in zouden steunen en ook zouden durven genieten van onze gebrekkige levens zoals die er nu uitzien zou de wereld toch een stukje liever zijn.